Het gaat om situaties zoals een overlijden op de spoorweg, een lichaam dat uit het water wordt gehaald, of een persoon die na lange tijd overleden wordt aangetroffen in zijn woning. Dit zijn doorgaans geen casussen waaraan huisartsen prioriteit willen geven ten opzichte van geplande zorg, maar waarbij de politiediensten ter plaatse gebonden blijven tot een arts het overlijden officieel vaststelt. Omdat dit niet tot de taken van de MUG behoort en de gerechtsarts pas ingeschakeld mag worden nadat de dood is vastgesteld, is er nood aan een werkbaar en duidelijk protocol.
Een belangrijk uitgangspunt blijft dat het vaststellen van de dood — inclusief de inschatting of het overlijden al dan niet verdacht is — een medische bevoegdheid is. Tijdens een eerste provinciaal overleg met de huisartsenkringen werd daarom verkend hoe dit in de praktijk efficiënter georganiseerd kan worden. Er was onderlinge consensus dat een huisarts in dit soort gevallen binnen de twee uur ter plaatse moet kunnen zijn. Deze termijn werd als redelijk beschouwd. Bij voorkeur wordt eerst de GMD-houdende arts gecontacteerd, indien gekend. Er komt geen aparte wachtdienst, maar om de politiediensten hierbij beter te ondersteunen, wordt overwogen om een praktische lijst van huisartsenpraktijken per regio ter beschikking te stellen. Zo kan de politie bij een onomkeerbaar en duidelijk overlijden efficiënter de dichtstbijzijnde arts bereiken, zonder tientallen oproepen te hoeven doen. Een uniforme werkwijze voor de hele provincie zou kunnen zorgen voor duidelijkheid en wederzijdse verwachtingen tussen politie en huisarts.
Dit voorstel wordt verder besproken tijdens het geplande overleg met de politiediensten.